Individuele vrijheid als hoeksteen
Ondanks de rijke waaier aan stromingen en ideeën binnen het liberalisme, wordt steeds de individuele vrijheid erkend als onmisbare hoeksteen voor het liberale verhaal. Het koesteren van de vrijheid in al zijn facetten is onlosmakelijk verbonden met het wegwerken van onvrijheden. Want enkel en alleen door vrijheid kan men ontwikkeling en vooruitgang bekomen. In dat opzicht is het liberalisme vernieuwingsgezind; het verzet zich tegen elke vorm van bekrompenheid en status quo.
Het individu als kleinste maatschappelijke eenheid staat centraal in het mensbeeld dat het liberalisme aanhangt. Dit in tegenstelling tot andersdenkende stromingen die abstracties zoals de staat, de gemeenschap, het algemeen belang of de solidariteit vooropstellen. Door het individu als vertrekpunt te nemen is het liberalisme de ideologie bij uitstek die anderen op onbevooroordeelde manier benadert, i.e. ongeacht geslacht, ras, volk, seksuele geaardheid et cetera. Het individualisme is de enige garantie op het uitgroeien tot een uniek mens – geen enkel ‘hoger belang’ mag namelijk oordelen over diens meningen en levenswandel.
Life, liberty, property
Drie basisrechten worden door het liberalisme aanzien als fundamenteel en mogen nooit geschonden worden: life, liberty, property. Het recht op leven betekent dat elk mens soeverein beschikt over zijn leven en lichaam (J.S. Mill). Dit ontkennen impliceert het erkennen van de mens als eigendom van een andere instantie zoals een ander mens, een groep, de staat of een goddelijk wezen. Zolang sommige volkeren beweren dat geschiedenis of geografie hen het recht geeft andere rassen, naties of volkeren te onderwerpen, kan er geen vrede zijn (L. Mises).
Het recht van vrijheid houdt in dat elk mens zijn levenswandel, m.a.w. zijn doen en laten, zelf kan en mag bepalen. Die vrijheid leidt tot zelfontplooiing en uiteindelijk ook tot de ontvoogding van het individu. De enige grens aan die zelfbeschikking stelt zich waar het zelfbeschikkingsrecht van de ander begint. Geweld is enkel toegestaan bij agressie tegen andermans persoon en eigendom (M. Rothbard).
Het recht op eigendom betekent dat mensen recht hebben op de vruchten van hun arbeid. Private eigendom is essentieel om te voorkomen dat er een situatie zou optreden waarin het recht van de sterkste zou gelden. Indien ook maar enige mogelijkheid bestaat dat een persoon wordt afgeperst of zijn goederen worden onteigend door die sterkste, wordt een nefaste rem gezet op initiatief en innovatie.
Bovenstaande rechten kan men samenvatten in het zogenaamde zelfbeschikkingsrecht dat aan elk individu toekomt. De macht van de staat wordt dan ook begrensd door de rechten van het individu (J. Locke).
Vrijemarkteconomie
De vrijemarkteconomie is een bottom-up economie gebaseerd op vraag en aanbod en staat haaks op de zogenaamde planeconomie. Het feit dat elke actie vrijwillig is, ongeacht het gaat over de overdracht van geld, goederen of diensten, vormt de essentie van de vrije markt. Het was de grondlegger van de vrijemarktgedachte, Adam Smith, die aantoonde dat de arbeidsverdeling tussen individuen, die handelen uit eigenbelang, onbedoeld een bijdrage leveren aan economische groei en maatschappelijk welzijn. Een vrije markt zorgt voor de meest efficiënte allocatie van productiemiddelen die steevast leidt tot welvaartsverhoging.
Een planeconomie daarentegen, waar de economie gestuurd wordt door een centraal orgaan, houdt in dat alleen de staat het recht heeft op het verstrekken van goederen en diensten. Opdat de overheid de juiste prijzen zou kunnen vaststellen, moet de overheid over volledige informatie beschikken wat betreft de omstandigheden van het productieproces alsook inzake vraag en aanbod, wat onmogelijk is. Hierdoor worden onvermijdelijk grondstoffen verspild en te dure productieprocessen gekozen. Dit probleem staat bekend als heteconomisch calculatieprobleem (L. Mises). Doordat de productiefactoren in een vrije markt in private handen zijn, wordt de markt gecoördineerd door het handelen van individuen en wordt dit probleem vanzelf opgelost (F. Hayek).
Een van de klassieke deugden van de vrije markt is de aanwezigheid van concurrentie. Door concurrentie moet elke speler zo efficiënt mogelijk presteren, wat zowel de prijs als de kwaliteit positief beïnvloedt in het voordeel van de consument. Liberalen hekelen dan ook elke maatregel of situatie die de concurrentiesituatie ondermijnt. Dit kan gaan van valse concurrentie tussen (gedeeltelijke) overheidsbedrijven en private ondernemers tot vormen van protectionisme. Bij protectionisme neemt de overheid maatregelen gaande van invoerbeperkende maatregelen of het subsidiëren van binnenlandse bedrijven. Het is niet alleen onethisch om op die manier andere mensen te benadelen, maar ook nog eens economisch nadelig. Zelfs wanneer een speler alles voordeliger kan produceren dan de andere spelers, blijft het voor de actoren toch nog voordelig om handel te drijven met elkaar. Dit wordt de theorie van het comparatief voordeel genoemd (D. Ricardo).
Misverstanden
Critici doen het liberalisme vaak af als een ideologie voor de rijken en het bedrijfsleven. Aangezien liberalen vertrekken vanuit het individu kunnen ze nooit verdediger zijn van een bepaalde groep. Dit in tegenstelling tot heel wat andere politieke ideologieën die het steevast opnemen voor een afgesloten groep mensen, zoals arbeiders of het eigen volk. Net omdat het individu in feite de kleinste minderheid is op aarde, is het liberalisme de politieke filosofie bij uitstek tot bescherming van minderheden. Wie individuele rechten ontkent, kan zichzelf nooit een verdediger van minderheden noemen (A. Rand).
Sommigen noemen het liberalisme graag minachtend een economische doctrine, maar beseffen niet dat dit slechts een gevolgtrekking is van het zelfbeschikkingsbeginsel. Enkel het kapitalisme en de vrije markt respecteert de zelfbeschikking en wordt daarom aangehangen door de liberalen. Daarnaast is dit systeem het meest efficiënte en welvaartsverhogende systeem, maar dit is – hoewel mooi meegenomen – slechts bijzaak.
Anderen vrezen dan weer het zogenaamde asociale en egoïstische karakter van de ideologie. Deze mensen vergeten evenwel te vaak het belang van de maatschappelijke verbanden binnen het liberalisme. Net door de vrije markt en vrijhandel tussen verschillende actoren, garandeer je samenwerking en contact tussen mensen. Door de afkeer van elke vorm van protectionisme ontstaat interdependentie – het afhankelijk zijn van elkaar. Naast de economische vooruitgang en efficiëntie is het des te meer die samenwerking tussen individuen wereldwijd die ervoor zorgt dat het liberalisme de sociale band tussen mensen bewerkstelligt en garandeert (M. Friedman).
Besluit
Het liberalisme kan aanzien worden als de meest realistische en down-to-earth politieke filosofie. Net omdat het de mens centraal stelt is het geen dwingende ideologie, in tegenstelling tot denkrichtingen die kost wat kost een ideaal nastreven waaraan voldaan moet worden. Vrijheid is inherent aan de mens en het mens-zijn. Het is er altijd geweest en het is aan ons erover te waken. Of zoals Aristoteles reeds voor onze jaartelling opmerkte, ‘of all the varieties of virtues, liberalism is the most beloved’.
- Thomas Vanthournout